Osteopathie Max Elze

Rugklachten, anders bekeken!

“Ja maar ik heb last van mijn rug, niet van mijn buik”, is een uitspraak die ik vaak hoor in de praktijk. Rugklachten, waarschijnlijk de meest voorkomende klacht die ik tegenkom. Waardoor ontstaat dit nou?

Vaak wordt er echt gezocht naar een oorzaak, een oorzaak die we kunnen verklaren. Een verkeerde houding, op een verkeerde manier tillen of ‘het zit in de familie’ zijn dingen die weliswaar plausibel klinken, maar waarvan ik ze te gezocht vind. Zelf mag ik mij ervaringsdeskundige noemen op dit gebied, omdat ik met enige regelmaat last heb van mijn rug. Maar geloof me, ik heb tuinen omgeploegd met een schep, zware stenen gesjouwd, verhuisdozen (die eigenlijk veel te zwaar beladen waren) gesleept, maar bij dit alles niks aan het handje. Het is mij echter wel gelukt om bij andere activiteiten mijn rug ‘vast’ te laten lopen. Een kleine greep uit het verleden. Bij het strikken van mijn veters, het wegleggen van mijn tandenborstel en ja, ook na een avondje skypen is het me gelukt om op te moeten staan als een oude man. Meestal verdwenen de klachten na ongeveer een week, maar een enkele keer heb ik de hulp van een collega moeten inschakelen.

Maar wat heeft dit nou met die buik te maken? Als we terug in de tijd gaan, zo’n beetje rond de tijd van Darwin, dan is toen de zogenaamde evolutietheorie ontstaan. En als we deze theorie mogen geloven dan zijn wij, de mens, uit viervoeters ontstaan. Wanneer we dat gaan analyseren, en je bekijkt het puur anatomisch, dan heb je een wervelkolom met vier steunpunten (poten). De wervelkolom zou je in dit plaatje kunnen zien als een soort kapstok. Aan deze ‘kapstok’ hangen ook jassen (de organen). Maar hoe dan? Eigenlijk is dat vrij eenvoudig. Ieder orgaan heeft een eigen omhulling, een bindweefselstructuur die ook wel fascia genoemd wordt. Deze fascia kun je zien als een ophangsysteem, een kledinghaak, die de ‘jas’ met de ‘kapstok’ verbindt. Deze structuur is op sommige plaatsen direct verbonden met de wervelkolom en op andere plaatsen indirect, via bijvoorbeeld het buikvlies (zie onderstaand plaatje).

In de loop der jaren zijn wij langzaam rechtop gaan lopen, maar anatomisch is er feitelijk niet zo gek veel veranderd. Wel is het natuurlijk zo dat de organen niet meer onder de wervelkolom hangen, maar aan de voorzijde. Door de zwaartekracht hangen ze ook een beetje naar beneden, wat verklaart dat wij holle en bolle delen van de wervelkolom hebben gekregen.

Wat verder opvalt is dat de organen ten opzichte van elkaar nauw samenwerken. Het één zet het ander in beweging. Wanneer je inademt, zetten de longen uit, daalt het middenrif, kantelen de lever en de maag en zo verder… Het is een beetje te vergelijken met de radertjes van een klok. Dat houdt dus in dat als er ergens een bewegingsverlies optreedt, een totaal systeem wordt beïnvloed. Ook niet onbelangrijk om te vermelden is dat de eerdergenoemde fasciën (omhullingen) zorgen dat de organen langs elkaar kunnen glijden (glijvlakken).

Een bewegingsverlies van de ophanging kan op diverse manieren ontstaan. Zo kan er bijvoorbeeld littekenweefsel ontstaan na een buikoperatie (blindedarm). Maar ook kan er door bijvoorbeeld gasvorming in de darmen (bij overmatig suikergebruik) druk ontstaan, waardoor de glijvlakken tegen elkaar gedrukt worden. Wanneer dit te lang aanhoudt kunnen hierdoor als het ware ontstekinkjes ontstaan, met verklevingen en dus een bewegingsverlies tot gevolg.
Bij dit soort verklevingen ontstaat het probleem dat bij de normale bewegingen (ademhaling) er een grotere trekkracht ontstaat aan bijvoorbeeld de (voorzijde van de) wervelkolom. Hierdoor gaat de wervelkolom reageren door de wervelkolom ‘vast’ te gaan zetten. Ofwel door een gewricht te blokkeren, ofwel door de spierspanning aan de achterkant te verhogen. Dit zijn beiden functionele aanpassingen van het lijf, waardoor het ‘kraken’ van de geblokkeerde wervel of een massage van de gespannen spier, mogelijk eerder een negatief dan een positief effect hebben. Je haalt immers een steunpunt weg. Vaak zie je in zo’n geval dan ook het zogenaamde korte-termijn-effect. De klachten zijn even minder, of zelfs weg, maar komen binnen een relatief korte termijn, in dezelfde hoedanigheid, terug.

Belangrijk is het om de spanningen (of de verklevingen) van de ophangsystemen aan te pakken. De beweeglijkheid zo optimaal mogelijk weer herstellen, waardoor de trekkrachten aan de rug zo minimaal mogelijk worden. Hierdoor hoeft het lijf minder te compenseren en zal de rug weer vrij aanvoelen, zowel in de gewrichten, alsmede spieren.

Dit is dus de reden waarom het zo belangrijk is om niet alleen de rug te onderzoeken bij rugklachten, maar verder te zoeken naar het probleem dat de klachten veroorzaakt!

 

Mobiele versie afsluiten